Nee, de clubs. En dan bedoelen we dus niet de golfclub waar je lid van kunt zijn, om gezellig met anderen een toernooitje te spelen of na te praten over het spel of andere zaken. De oorsprong van de golfsport ligt in Nederland, hoewel anderen beweren Schotland. Deze discussie achterwege latend, kunnen we concluderen dat bijna alle golftermen in het Engels zijn: dus het Engelse woord voor stokken is clubs.
Daarbij is er een verscheidenheid aan clubs waar je mee speelt.
De basisgedachte is dat je slag hetzelfde blijft, maar door het verschil in club sla je een andere afstand. Dit heeft de maken met de hellingshoek die het blad maakt ten opzichte van de stok waar hij aan vast zit. Het blad noemen we het clubhoofd en deze helling wordt de loft genoemd (Gerrit Speek vertaalt het met: ‘de hellingshoek van het clubblad t.o.v. het verticale vlak’). De rest van de stok krijgt dan de naam shaft. Vroeger gewoon van hout gemaakt, tegenwoordig van staal, graphite of titanium.
Binnen de golfregels is vastgesteld dat je een tas mag meedragen, voortduwen of rondrijden met daarin 14 clubs. Deze inhoud ga je in de loop van je golfcarrière zelf samenstellen, maar je eerste bal sla je simpelweg met een gemiddelde club.

Wood of ijzer? Vroeger werd er hout gebruikt en dat woord wordt nog steeds gebruikt om de langste clubs (stokken) mee aan te duiden. De clubs met een hogere hellinghoek (loft) worden ijzer genoemd en hebben een nummer. Hoe hoger het nummer, hoe korter de club en hoe meer loft het clubvlak heeft.
Zo kun je op de afbeelding zien hoe je golftas kan worden ingericht. Hoe hoger het nummer, hoe hoger de bal in de lucht zal gaan en daardoor minder ver. En andersom, hoe lager het nummer des te verder en ook lager de bal zal ‘vliegen’.
Er is nog een aantal clubs dat een andere naam heeft. We laten ze nu achterwege en zullen ze kort aanhalen bij de desbetreffende slagen.